De vroege middeleeuwen worden vaak weggezet als een gewelddadige, armtierige en onbeschaafde periode – het grauwe tussenstuk tussen het glorieuze Romeinse rijk en de bloei van de late middeleeuwen. Maar dat beeld doet deze complexe tijd zwaar tekort.
Na de val van Rome leefde de antieke erfenis verrassend krachtig voort – in ideeën, instellingen en ambities. Nieuwe, hybride politieke systemen spiegelden zich aan het oude imperium. Romeinse auteurs werden nog steeds gretig gelezen, ook in kloosters en kerken.
Dit was de tijd van Clovis en Karel de Grote, maar evenzeer van honkvaste boeren en rondtrekkende handelaars, van misogyne monniken én geleerde nonnen, van gemilitariseerde bisschoppen en vorsten die zich als godenzonen lieten vereren.
Aan de hand van de recentste wetenschappelijke inzichten belicht dit boek de belangrijkste sociaal-economische, politieke, religieuze en culturele ontwikkelingen van een tijdperk dat veel meer was dan een historische tussenpauze.