Een stad is een plek waar veel mensen bij elkaar

wonen. De eerste steden ontstonden in de tijd van

de ridders. Mensen verkochten eten en spullen op

een markt. Die markten werden druk bezocht.

Steeds meer mensen bleven bij zo’n markt wonen.

Ze bouwden er huizen en zo kwam er een stad.

Wil je weten hoe een stad er in die tijd uitzag en hoe

je er veilig kon wonen? Hoe de mensen in de stad

leefden en welke spelletjes kinderen op straat

deden? Je leest het in dit boek!

Wind laat molens draaien.

Vroeger werden molens gebruikt

om te malen, te zagen of te persen.

Of om water weg te scheppen.

De wieken lieten balken

en tandwielen draaien.

Nu zijn die molens alleen nog te bezoeken.

Moderne molens zijn heel hoog en smal.

Ze staan vaak bij elkaar.

Maar wat gebeurt er eigenlijk in zo’n molen?

In Syrië is een oorlog aan de gang.

Veel mensen vluchten daarom naar een veilig land.

Maar wat weten we eigenlijk over Syrië?

In de zomer geuren de steden naar jasmijn.

In andere delen van het land is een woestijn.

Daar leven wolven, hyena’s en slangen.

Door het land stroomt een grote rivier.

Het water is heel belangrijk voor de boeren.

Samen eten is in Syrië belangrijk.

Mensen in Syrië zijn heel gastvrij.

Lees je mee?

Heel lang geleden leefden er nog maar weinig

mensen op aarde. Ze woonden in kleine groepen bij

elkaar, in hutten en tenten. Die bouwden ze zelf.

In landen met bergen woonden ze ook in grotten.

De mannen jaagden op dieren. De vrouwen zorgden

voor de kinderen en zochten naar bessen, zaden,

noten en wortels om te eten. In dit boek lees je hoe

de mensen toen leefden en hoe we dat weten.

Als je naar buiten gaat en je kijkt om je heen, valt

het meteen op: wat is er veel kleur in de natuur!

Bomen en planten, bloemen en dieren, de lucht en

het water, alles heeft kleur. En in elk seizoen zie je

andere kleuren. Insecten zijn vaak felgekleurd.

Ook andere dieren hebben soms prachtige kleuren.

Er is zelfs één dier dat zomaar van kleur kan

veranderen. Lees en kijk gauw verder.

Als je beweegt, gebruik je je spieren. Van veel

bewegen worden ze sterk en soepel. Op school

beweeg je in de pauze of tijdens de gymles en soms

ook even in de klas. Na schooltijd kun je buiten

rennen, springen, fietsen, ballen of spelen in een

speeltuin in de buurt. Je kunt ook sporten, of thuis

lekker in beweging zijn. In dit boek lees je hoe.

Beweeg je mee?

Ga jij wel eens naar een bos? Daar vind je niet alleen

bomen maar ook struiken en andere planten. Er zijn

paden om op te lopen en te fietsen. Soms kun je er

spelen en hutten bouwen. In een bos leven dieren

zoals vogels, egels en eekhoorns. Wormen en andere

kleine beestjes eten het afval van planten op. Zo

houden ze het bos netjes. En wat doet een

boswachter? Weet jij het...?