Onze welvaartsstaat – met ziekenhuizen, scholen, pensioenen, leeflonen en zorgverloven – is het hoogtepunt van georganiseerde solidariteit. We ervaren dagelijks hoeveel geregel, debat en compromis dit logistieke meesterwerk vraagt. Maar achter die meningsverschillen schuilt een fundamentelere kracht: de mens als Homo Conflictus, die strijdt voor zijn deel van de koek. Burgers bundelen hun krachten, vertegenwoordigers botsen in het parlement, en democratie blijkt meer dan ooit een systeem dat machtsverschillen organiseert.
In historisch perspectief wordt die strijd scherp zichtbaar. Eind 19de eeuw wist de ‘kleine mens’ eindelijk macht te verzamelen en de elite tot toegevingen te dwingen. Het compromis dat daaruit voortkwam – de opbouw van democratie én welvaartsstaat – bleek een ongezien succes. De levensstandaard steeg spectaculair.
Maar het gevecht is allesbehalve gestreden. Wie niet kon meeklimmen naar de middenklasse staat vandaag onder druk. Sinds de jaren ’80 groeit de ongelijkheid in de westerse wereld opnieuw, terwijl migratie de onderlinge verdeeldheid verder aanscherpt. Houden welvaartsstaat en democratie stand? Of waren ze slechts tijdelijke hoogtepunten in de emancipatie van de kleine mens?