Dit is het autobiografische verhaal van een jonge Griek die in 1967 de militaire dictatuur in zijn land ontvluchtte en, na een tweejarige tussenstop in Parijs, uiteindelijk in Nederland terechtkwam. Het gaat hier over zijn Parijse jaren, zijn strijd om te overleven, zijn volwassenwording in de historische context van 1967–1969. In het centrum van het verhaal staat Emilia, een achttienjarige Bulgaarse violiste die hem niet begrijpt (en hij haar evenmin), maar die maandenlang zijn enige vriendin was. Hun relatie — en de antwoorden op de vragen die zij hem stelt — vormen de as waar het verhaal om draait.