K.T. zit in de jaren tachtig nog op school als ze van huis wegloopt, omdat ze zich daar gevangen voelt als in een gouden kooi. Ze weet niet hoe ze relaties moet aangaan, vriendschappen creëert, banden smeedt. Ze is wereldvreemd en naïef, maar daaraan komt snel een eind als ze een paar impulsieve keuzes maakt.
Ze voelt zich nooit één met haar omgeving. Iedereen lijkt een rol te spelen in een soort mislukt toneelstuk. Gefrustreerd zoekt ze haar toevlucht in een bestaan vol uitspattingen. Steeds valt ze in dezelfde kuilen en er lijkt geen uitweg te zijn. Totdat een engel, onherkenbaar vermomd, in haar leven verschijnt en K.T. tegen wil en dank een heldendaad verricht. Zo ontdekt ze dat niets is wat het lijkt, precies zoals ze altijd al vermoedde.