Na de aanslagen op het Trade Centrum in New York en op het Pentagon in Washington op 11 september 2001 startte de oorlog tegen het terrorisme. Het resultaat was: heel veel meer aanslagen in Afghanistan en in het Midden-Oosten, maar ook bloedige aanslagen in Europa. De aandacht ging vooral naar de daders: wie zijn dat, waar zitten ze, hoe schakelen we hen uit?
De vraag waarom de daders Amerika en zijn bondgenoten zo ontzettend haatten werd nauwelijks serieus onderzocht: wij zijn immers een democratie waarin iedereen mag meepraten en via de stembus veranderingen kan nastreven? Daar past toch geen geweld bij?
Feit is, dat terrorisme al minstens anderhalve eeuw een strijdmethode is van groepen die zich onderdrukt en vernederd voelen. Feit is ook dat terrorisme niks oplost. Terrorisme is een foute reactie op fout beleid. Het is nuttig om daar preciezer naar te kijken: wat doen staten fout als zij dit geweld oproepen? Staten moeten meer oog hebben voor de positie van minderheden en onderdrukte minderheden moeten stoppen met zinloos geweld tegen onschuldige burgers. Er bestaan sympathiekere en effectievere methoden om onrecht te bestrijden.