Het waargebeurde verhaal van een meisje van negen, bij wie in korte tijd de bodem onder haar bestaan werd weggeslagen.
Het begon toen haar moeder ernstig ziek werd en voor minimaal een jaar naar het sanatorium moest. Haar vader, die haar veilige anker had moeten blijven, begon langzaam weg te glijden in de mist van dementie. Alsof dat niet genoeg was, droeg zij een pijn die geen kind zou mogen kennen. Haar oudere broer maakte misbruik van haar vertrouwen en haar lichaam. Het was verwarrend, verstikkend, en het dwong haar in een zwijgen dat jarenlang zou duren. Het is geen verhaal van één gebeurtenis, maar van een opeenstapeling van verliezen. En toch is het ook een verhaal van overleven. Van een kind dat leerde stil te zijn, leerde kijken, en ondanks alles bleef staan – al was het maar op een smalle rand.
Dit boek is haar stem, nu ze die eindelijk kan laten horen. Het was mijn taak om die stem op papier kenbaar te maken; om haar te zien en te horen.