Het zijn van onmenselijkheid gaat over een man zonder naam, die een gewoon leven leidt, maar een duisternis in zich draagt die hij niet kan verklaren. Wanneer zijn broer zelfmoord pleegt, blijft hij achter met een onverteerbare woede en een vader die had gewild dat hij het was geweest, die stierf. Het leven lijkt hem zinloos en hij gaat wanhopig opzoek naar een reden om te leven. Deze naamloze verlaat zijn thuis en zoekt, maar zakt weg in zijn eigen duisternis; tot hij verdrinkt in zijn verlangen om niet langer mens te zijn. Hij snijdt de draad met de realiteit door en is eindelijk alleen. Zal hij in de eenzaamheid zijn vrede vinden, of slaagt hij erin uit zijn duisternis omhoog te klimmen?