‘Flaneren is een wetenschap, het is gastronomie voor het oog. Wandelen is vegeteren; flaneren is leven.’ – Honoré de Balzac
Pierre Martin, een gepensioneerd geschiedenisleraar, bezocht elk jaar samen met zijn vrouw Fleur de stad die hen allebei betoverde: Parijs. Ze genoten van het doelloos dwalen door kronkelende straatjes en het observeren van het leven vanaf een terrasje. Na haar overlijden keert Pierre alleen terug, in de hoop het verdriet te verzachten met oude rituelen en vertrouwde plekken.
Hij vindt houvast in zijn fascinatie voor het Parijs van het Tweede Keizerrijk, een periode van ingrijpende stedelijke transformatie. Terwijl hij aan zijn onafgewerkte essay werkt, dwaalt hij opnieuw door Montmartre – waar plots een mysterieuze vrouw zijn pad kruist. Ze lijkt sprekend op Louise Michel, de revolutionaire onderwijzeres en boegbeeld van de Parijse Commune van 1871.
Deze onwaarschijnlijke ontmoeting laat hem niet los. Pierre gaat op zoek naar de vrouw, vastbesloten te achterhalen wie ze is. Maar zijn zoektocht leidt onverwacht tot een huiveringwekkende ervaring: hij wordt, zonder te begrijpen hoe, deelgenoot van een van de meest tragische dagen uit de geschiedenis van Parijs.