REACTIE VAN T.I. OEI:
‘Het gaat er in een supervisie en in de opleiding tot psychoanalyticus en
psychotherapeut m.i. om, in hoeverre wij als mensen in staat zijn naar
onszelf te kijken en onszelf wensen/verlangen te begrijpen in het licht van
de voor en tegens in gevoels- en ervaringswereld als we elkaar spreken of
ontmoeten. Kortweg gezegd: overdracht en tegenoverdracht. Als wij in de
tegenoverdracht, op grond van de angst onze basic trustwereld te verliezen,
onze hakken in het zand zetten, lijkt soms elk begrip voor de ander of het
andere weggeslonken of van ons afgegleden. Zoals Goos ervoer toen het
over zijn geloof ging. Namelijk dat je al of niet vroegste overtuigingen
dan minder van wezenlijke waarde voor je eigenheid lijken te betekenen.
Goos heeft echter in zijn volwassen leven piketpaaltjes gezet waarvan
de buitenstaander zoals ik alleen kan vaststellen dat hij zijn vroegste
geloofsovertuigingen (zijn basic trustwereld) niet heeft verloren. Je zou
bijv. door een psychoanalyse je eigen - biopsychosociale - do’s en dont’s
als belevingswereld door elkaar kunnen halen, ja zelfs kunnen verliezen.
Je zou je dan door elkaar geschud weten, zoals een gebouw op zijn
fundamenten kan worden aangetast. Daar moet je, als je een gezonde
geest hebt, tegen kunnen zonder om te vallen. Dan wel te vervallen in een
verwarringsdomein zoals dat van het kind dat niet meer weet zich anders
te uiten dan alleen maar vanwege psychomotore dyspraxie te zwijgen of
op grond van angst/schrik/boosheid het uit te schreeuwen.
REACTIE VAN COLLEGA:
‘Weer ontving ik een uitvoerig en beredeneerd stuk van je en dit keer met
het verzoek daarop commentaar te geven.