'Goudse architecten' laat de lezer met andere ogen kijken naar Gouda. Het boek gaat over de architecten die de stad tussen 1860 en 1960 vormgaven. En over woonhuizen, publieke gebouwen en voorzieningen in een periode waarin de stad zich sociaal-maatschappelijk, politiek, stedenbouwkundig en in bouwstijlen in rap tempo ontwikkelde. De tweede helft van de negentiende eeuw bracht grote, nieuwe dynamiek. Het is ook de periode dat het vak van architect zich ontwikkelde tot een volwaardig, erkend beroep met een eigen opleiding. Met hun werk hebben de Goudse architecten hun stad tal van opmerkelijke, vaak beeldbepalende gebouwen nagelaten. Het boek laat de ontstaansgeschiedenis en het karakteristieke van die negentiende- en twintigste-eeuwse bouwwerken zien. En hoe bepalend nieuwe inzichten over hygiëne, volksgezondheid,
volkshuisvesting en welzijn waren voor de bouw van nieuwe woningen en wijken. Een fraai voorbeeld hiervan is de Sint-Jozefbuurt, die ontworpen is als tuindorp. De architecten die Gouda vormgaven, waren zelfstandig werkende architectenfamilies als Dessing, Nederhorst en Stuurman. Maar maar ook architecten in gemeentedienst, zoals Loevinus Koole en Henk de Meer. Hun werk leverde monumentale gebouwen op die nog steeds het straatbeeld bepalen, zoals de Gouwekerk, de Westerkerk, de Kadeschool en tal van bijzondere, ‘gewone’ woonhuizen en winkelpanden. Maar ook bijvoorbeeld kaaspakhuizen, bruggen, een wielerbaan en een ziekenhuis kwamen van hun tekentafels. Gebouwd werd in alle stijlen en naar ieders smaak en behoefte.