Deze gedichten van Charlotte vormen een indringende verkenning van wat het betekent om te bestaan onder druk. Ze gaan over leven met een strenge innerlijke stem die alles meet, weegt en nooit tevreden is, over het gevoel altijd te moeten bewijzen dat je goed genoeg bent — in presteren, in relaties, zelfs in simpelweg zijn. Onder die dagelijkse strijd ligt een diepere laag: de schaduw van adoptie, het vroege verlies, en de hardnekkige vraag of bestaansrecht onvoorwaardelijk is of altijd onder voorbehoud blijft.
Tegelijk zijn deze gedichten geen verzameling wanhoop, maar van beweging. Ze laten zien hoe schrijven woorden geeft aan wat vastzit, hoe tafeltennis het lichaam terugbrengt naar het nu, hoe vriendschap, eerlijkheid en een huis in beweging kleine maar wezenlijke vormen van veiligheid kunnen zijn. In plaats van snelle oplossingen tonen ze het langzame oefenen in blijven, ademen en ruimte innemen.
Charlotte schrijft rauw en precies, zonder zichzelf te sparen, maar ook zonder het licht te ontkennen. Deze bundel gaat niet over genezen of afronden, maar over leven: met twijfel, met geschiedenis, en met de moed om toch te zeggen — ik ben hier.