Dit boek vertelt het indringende verhaal van Johan, een politieman die jarenlang
dacht dat hij onaantastbaar was. Zijn uniform gaf hem bescherming, maar
achter de stoere façade bouwde hij muren die steeds hoger werden. Trauma’s,
schuld en onuitgesproken pijn slokten hem langzaam op, tot hij zijn gezin bijna
verloor en zichzelf niet meer herkende.
In opeenvolgende hoofdstukken wordt de lezer meegenomen in Johan’s reis:
van de benauwde stilte thuis en de vluchtwegen die hij koos, naar de eerste
aarzelende stappen in therapie. De confrontatie met zijn herinneringen is rauw,
maar tegelijkertijd kwetsbaar en eerlijk beschreven. Het verhaal laat zien hoe
zwaar het is om je verleden onder ogen te zien, en hoe helend het kan zijn om
eindelijk woorden te geven aan wat lang verborgen bleef.
Naast de therapie loopt ook het gezinsleven als rode draad door het boek. De
afstand tot zijn kinderen, de gespannen relatie met Marie, de breuken die soms
onherstelbaar lijken – alles komt aan bod. Maar juist in de kleinste momenten
van verbinding schuilt de grootste hoop: een dochter die een brief ontvangt,
een zoon die langs het voetbalveld zijn vader weer ziet, een vrouw die besluit
te blijven.