In augustus 1917 kreeg Franz Kafka, als schrijver toen nog volstrekt onbekend, zijn eerste grote tbc-aanval. Om te herstellen verbleef hij acht maanden lang op de boerderij van zijn lievelingszus Ottla in het Boheemse dorp Zürau. In die idyllische omgeving schreef hij twee schriften vol met losse filosofische en religieuze gedachten, waaruit hij later zelf een selectie maakte.
Een kooi ging eens een vogel zoeken, vers vertaald door meestervertaler Martin de Haan, toont Kafka op zijn krachtigst en raadselachtigst, en biedt de lezer een juist in deze tijd noodzakelijke blik in de afgrond van de menselijke conditie.