Op de vlucht voor zichzelf en haar verleden koopt Janneke een oud huis in een boerendorp in Frankrijk om tot rust te komen. Ondanks haar onverklaarbare liefde voor het koude, gehavende arbeidershuisje, gaat het nestelen niet vanzelf.
Om haar eigen demonen te bezweren verdiept ze zich in de geschiedenis van de familie Chouette die het huis drie generaties bewoonde: grootvader Leon en grootmoeder Josephine die zonder de Eerste Wereldoorlog niet getrouwd waren geweest, kinderen Gabriel, Robert en Simon, waarvan de laatste getraumatiseerd uit de Frans-Algerijnse dekolonisatieoorlog terugkeerde en kleinzoon Pierre die door de zelf gestookte calvados in de gevangenis belandde.
Hoe meer de voormalige bewoners zich aan haar opdringen, hoe beter Janneke inziet dat het gewelddadige verleden van deze familie gelijkenissen vertoont met haar eigen geschiedenis, hoe meer ze zich thuis begint te voelen.