Thomas Manns korte proza vormt een hoogtepunt binnen zijn oeuvre. In deze verhalen wordt de wereld bekeken met de ogen van een buitenstaander. In Tonio Kröger (1903) staat het lot van de kunstenaar centraal, de onmogelijkheid om door te dringen in ‘het werkelijke leven’. Deze novelle wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste uit zijn vroege werk. De novelle Mario en de magiër (1930) schreef hij na een vakantie in Italië waar hij het opkomend fascisme belichaamd ziet in de met een zweep gewapende massahypnotiseur Cipolla.