Geertruida Kapteyn-Muysken (1855-1920) is al jong vastbesloten ‘geen verknoeide mensenziel’ te worden. Ze wil studeren, schrijven en de wereld verbeteren. Als ze trouwt en moeder wordt is die vrijheid ver weg. In Londen en Zürich gaat ze deel uitmaken van internationale groepen idealisten, feministen en anarchisten – en hervindt ze zichzelf. Maite Karssenberg kruipt dankzij unieke dagboeken en brieven in de huid van Geertruida. Ze schetst een vrouw die worstelt, met het huwelijk, met anticonceptie, met de dubbele moraal, en met toenemende ongelijkheid, polarisatie en oorlogszuchtig nationalisme. Ondanks diepe inzinkingen zet Geertruida er een filosofie van hoop en kracht tegenover.