Wanneer het de landheer aan het begin van de oorlog te heet onder de voeten wordt, vlucht hij en laat hij zijn landgoed onbeheerd achter. De herder Jacob, die altijd al nieuwsgierig was naar hoe het paleis er vanbinnen uitziet, neemt zijn kans waar. Hij loopt door de verlaten gangen, dwaalt van vertrek naar vertrek, verwonderd door alle rijkdom. Terwijl hij portretten van de adellijke familie bekijkt, vereenzelvigt hij zich in gedachten met de ene na de andere aristocraat uit het verleden. Om meteen daarna ook weer woedend te worden vanwege de grote klassenverschillen in de Poolse samenleving.Jacobs monoloog is een waar taalvuurwerk, voortgestuwd door zijn morele verontwaardiging, die de vernietiging van het paleis niet alleen onvermijdelijk maakt maar ook rechtvaardigt.