Ferdinand Augustijn Snellaert (Kortrijk 1809-Gent 1872) studeerde tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden voor arts in het (Nederlandse) leger. Hij bleef ook na de Belgische Omwenteling in Nederlandse dienst. Pas halfweg de jaren 1830 keerde hij weer naar het Zuiden. Hij vestigde zich in Gent en voltooide er zijn medische opleiding. Tot zijn dood was hij actief in de Gentse medische academie en had hij – zeker in tijden van tyfus en cholera – een drukke praktijk met in hoofdzaak arme patiënten.
In Gent raakte hij bevriend met Jan Frans Willems, de vader van de Vlaamse beweging, en hij werd al snel een van de tenoren van die beweging. Hij was medestichter van De Tael is gansch het Volk en andere genootschappen, hij was betrokken bij het toneel in Kortrijk en in Gent, lag aan de basis van de eerste Vlaamse kranten en hij profileerde zich als literatuurhistoricus en onkreukbaar criticus. In 1840 nam hij het initiatief voor de eerste Vlaamse politieke actie: het petitionnement. Overtuigd dat de strijd voor Vlaamse emancipatie meer was dan een culturele strijd, was de vrijzinnig-liberale Snellaert ook daarna politiek actief, was hij o.m. verslaggever van de Vlaamsche Grievencommissie in 1859, ambieerde hij een schepenambt in Gent, en zocht hij toenadering over partijgrenzen heen om de Vlaamse eisen politiek aan te kaarten. Dat vervreemdde de democratische en pragmatische Snellaert van jonge liberalen als Vuylsteke. Walen en verfranste Vlamingen waren voor Snellaert de grootste bedreiging voor het Vlaamse volk, maar hij was ook een der eersten om te waarschuwen tegen al te veel vertrouwen in Duitsland. Slechts Nederland kon als voorbeeld en steun dienen.
Na de dood van Willems in 1846 werd Snellaert zo niet de leider, een echte leider was er niet, dan toch een van de belangrijkste figuren binnen de Vlaamse beweging, niet in het minst omdat hij de verschillende Vlaamse kernen – vooral Gent, Antwerpen en Brussel – geregeld, zij het ook maar tijdelijk, op één lijn kon krijgen, en omdat hij de grootste conflicten wist te ontmijnen.
De eenheid die hij nastreefde tussen de Vlamingen, beoogde hij ook tussen Vlaanderen en Nederland en dat bracht hem tot een pleidooi voor een spelling die nauwelijks afweek van die van het Noorden, en tot de stichting van de Nederlandsche Taal-en Letterkundige Congressen, waarvan hij in 1849 het eerste opende in Gent.
Het belang van Snellaert voor Gent en voor de Vlaamse emancipatie is nauwelijks te onderschatten en het kan alleen maar verbazing wekken dat van de man geen biografie bestaat. Zoals Ada Deprez het ooit stelde in Twintig eeuwen Vlaanderen (1976): 'Resumerend kan men zeggen dat er op Vlaams taalkundig, literair en politiek gebied vanaf 1836 tot zijn al te vroeg overlijden in 1872 geen actie te bedenken is waarin Snellaert niet gemengd was of waarin hij geen leidende rol heeft gespeeld.'