Er is veel geschreven over Suriname en nog meer over Nederlands-Indië, maar vrijwel nooit kwamen deze twee voormalige Nederlandse kolonies daarin bij elkaar. Dat is opmerkelijk, want er werd volop gemigreerd tussen de West en de Oost – en niet alleen door Nederlandse bestuurders. In Gravenberch, een reis door honderdvijftig jaar koloniale geschiedenis, laat historicus Paul van der Heijden de lezer kennismaken met de familie Gravenberch. Adolf Gravenberch (1811-1906) ontrukte zich in 1842 aan de slavernij en werkte zich op tot de eerste zwarte arts van Suriname. Hij werd stamvader van alle Gravenberchs ter wereld. Zijn achterkleinzoon Jaap Gravenberch (1899-1986) nam dienst in het KNIL en kwam als onderofficier terecht in Nederlands-Indië. Daar maakte hij de Tweede Wereldoorlog mee en belandde hij in Japanse krijgsgevangenkampen. Na de oorlog vestigde hij zich met zijn gezin in Nederland, waardoor zijn bewogen leven zich dus afspeelde op drie continenten, maar steeds binnen het toenmalige koninkrijk. Het verhaal van de Gravenberchs werpt nieuw licht op ons koloniale verleden, van de slavernij op Surinaamse plantages tot aan de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië. Gravenberch gaat over migreren, wortelen en het zoeken naar een identiteit – thema’s die van alle tijden zijn, en die in deze meeslepende familiegeschiedenis invoelbaar worden gemaakt.